Op 1 november 1944 wordt de Welbergse Kapelaan Harry Kock vermoord door de Duitsers. Op het bidprentje bij zijn uitvaart staan de volgende woorden: “Hij was een eenvoudige, blije priester, goed voor iedereen. Daarom was hij buitengewoon geëerd door alle parochianen. Hij was aller vriend. Mijnheer Kapelaan, zal in Welberg nooit vergeten worden.” Een waar woord, want op de Welberg ís de kapelaan nog altijd niet vergeten. De belangrijkste straat van het dorp draagt nog altijd zijn naam en bij het luisterpunt van de Liberation Route Europe voor de kerk staat zijn verhaal centraal. Zijn graf ligt nog altijd op de begraafplaats van Welberg (bereikbaar via de Piet Snoeijersstraat of de Corneliusstraat). De moord op de kapelaan maakte in 1944 diepe indruk op de dorpelingen. De priester was een aardige jonge kerel van 34 jaar, die graag een balletje trapte met de jeugd. Hij was al acht jaar lang kapelaan van de parochie Welberg. Zelf kwam hij uit Terheijden. Het is bekend dat Kock zich tijdens de bezetting actief inzette voor het verzet. Wat hij deed, weten we niet precies, maar naar alle waarschijnlijkheid verleende hij vooral hulp aan onderduikers. Canadese soldaat Op 1 november 1944 zit de kapelaan samen met nog zo’n 20 dorpsgenoten in de schuilkelder van het hoofd van de school in Welberg. Ze wachten af tot het oorlogsgeweld buiten afneemt. Plotseling staat er een Canadese soldaat voor de ingang. Kapelaan Kock kruipt naar buiten en wisselt enkele woorden met hem, waarna hij weer terugkeert naar de groep. Dodelijk gewond Niet veel later nemen Duitse soldaten het dorp opnieuw in en dwingen iedereen in de schuilplaats naar buiten te komen. Ze zagen dat de kapelaan contact had met een Canadees en gingen er vanuit dat hij hen verteld had waar de Duitsers zaten. Als vergelding wordt Kapelaan Kock geslagen en meegenomen. Langs de kant van de weg, krijgt hij slagen met een geweerkolf. De Duitsers eindigen de marteling met een bajonetsteek in de buik. Zij laten de kapelaan dodelijk gewond achter aan de kant van de weg. Luid gejuich De dorpelingen moeten richting Steenbergen van de Duitsers. Zij mogen de stervende kapelaan niet helpen. Hij blijft eenzaam achter in het uitgestorven dorp en bezwijkt nog diezelfde dag aan zijn verwondingen. Op 5 mei 1955 houdt de bevolking van Welberg een grote herdenking voor alle oorlogsslachtoffers. Toenmalig burgemeester De Gou maakt daar bekend dat een deel van de Wipstraat voortaan Kapelaan Kockstraat zou heten. Vanuit de aanwezigen klinkt een luid gejuich. |